De meningen over de gewone esdoorn zijn al decennialang verdeeld. In Vlaanderen ziet men deze
boom als een exoot, in Walloniƫ, Frankrijk en Centraal-Europa wordt hij als een inheemse boom
beschouwd. Omwille van de wetenschappelijke onaantoonbaarheid van het oorspronkelijk
inheems of uitheems karakter, wordt steeds meer naar de toegevoegde waarde voor de
biodiversiteit van bossen gekeken. Verschillende studies tonen aan dat de boom hierin een cruciale
rol kan spelen, zoals de Bosgroepen al jarenlang in het bos observeren. Omwille van de
uiteenlopende appreciaties in de sector van de soort vroegen de Limburgse Bosgroepen een advies
aan bij het INBO. Het advies groeide uit tot een lijvig rapport, vol met relevante
onderzoeksresultaten. We stellen de samenvatting hier graag aan jullie voor!
Vroeger schatte men de biodiversiteitswaarde van de gewone en Noorse esdoorn laag in. In de
bosbouw werd de esdoorn niet als een hoogwaardige boomsoort beschouwd zoals eik, maar eerder
als een verplegende boomsoort zoals haagbeuk. Daarom werd de overvloedige verjonging als
problematisch ervaren. Midden jaren 1980 veranderde de houding tegenover de gewone esdoorn
stilaan dankzij nieuwe inzichten over de ecologische positie van de soort. Gewone esdoorn kan een
hoge biodiversiteit ondersteunen, neemt een specifieke niche in door zijn schaduwtolerantie en
strooiselkenmerken en kan mee zorgen voor structuurrijke bossen.
Inheems of exoot?
De laatste jaren benadert men de discussie rond de gewone esdoorn pragmatisch: afhankelijk van de
doelstellingen wordt beslist of er al dan niet met esdoorns wordt gewerkt. Aan de status van de soort
(inheems of niet) wordt minder belang gehecht. Die status kan overigens niet met zekerheid worden
bepaald. Paleo-ecologisch onderzoek laat immers niet toe om de afzonderlijke esdoornsoorten van
elkaar te onderscheiden. Hierdoor is de migratie van esdoornsoorten na de laatste ijstijd moeilijk te
volgen. Het onderscheid in de status van de Spaanse aak (oorspronkelijk inheems) en de gewone en
Noorse esdoorn (oorspronkelijk uitheems), is dan ook vooral gebaseerd op het cultuurhistorische
gebruik van de voorbije 500 jaar. De onderliggende hypothese dat voor die tijd de menselijke invloed
te verwaarlozen was, wordt echter door steeds meer auteurs van tafel geveegd.